Het zal je niet zijn ontgaan: de minister van Volksgezondheid heeft een voorontwerp van een tijdelijke noodwet over maatregelen tegen het Coronavirus gepubliceerd. Het voorontwerp gaat naar de Tweede Kamer. De afgelopen dagen viel al veel kritiek te gelezen in de landelijke media en sociale media. Die kritiek is niet mals en komt vanuit gerenommeerde hoek, waaronder van hoogleraren staatsrecht. Bij die kritiek sluit ik me aan. Daarmee sluit ik mijn ogen niet voor de ernst van het virus en het feit dat het virus tot ingrijpen moest leiden, maar dat ingrijpen proportioneel moet zijn en niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is. Daar lijkt het voorontwerp tekort te schieten.
Uitgangspunten voorontwerp
Het voorontwerp voorziet in een wijziging van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg), een wet waarvan tot voor kort slechts de incrowd van de gezondheidsbranche gehoord heeft. Een wet dus ook, die niet op veel belangstelling kon rekenen. Deze onbekende wet wordt het anker voor een overheidsingrijpen dat veel verder kan gaan dan we de afgelopen decennia hebben gezien. De maatregelen die in het voorontwerp mogelijk worden gemaakt, associëren we eigenlijk alleen met de duistere periode die Rusland als de Sovjet-Unie heeft doorgemaakt in de periode van 1917-1991 en de verschrikkelijke periode in Nederland van 1940-1945. Dit klinkt dramatisch, maar dat is het voorontwerp ook.
Laat ik beginnen met toch één positieve kanttekening: dit voorontwerp gaat uitsluitend over corona/Covid-19. Het kan naar de eigen omschrijving niet worden toegepast op andere virussen. Echter, direct het nadeel: de blauwdruk ligt er en het enige dat hoeft te gebeuren is de naam van het virus verwisselen.
Het voorontwerp beoogt de noodverordeningen die in diverse gemeentes golden, wettelijk te verankeren. Deze noodzaak werd gevoeld nadat de grondwettigheid van de noodverordeningen ter discussie werd gesteld en de nodige coronaboetes de prullenbak in dreigden te verdwijnen.
De bepalingen uit het voorontwerp nader toegelicht
Kern van het voorontwerp is de handhaving van de anderhalvemeterregel. Artikel 58f Wpg gaat verbieden dat men zich buitenshuis niet binnen veilige afstand van elkaar bevindt. De minister van Volksgezondheid mag buiten de Tweede Kamer om besluiten wat die veilige afstand is. Hij hoeft daarvoor alleen het RIVM te raadplegen. Het zal niet verrassend zijn: dat wordt anderhalve meter. Vervolgens is het aan de minister om die afstand later te wijzigen of in te trekken. Daar komt geen democratische controle aan te pas. De Kamer wordt buitenspel gezet. Deze regel geldt overigens niet voor mensen die met elkaar in één huis wonen. Overtreding van deze bepaling kan leiden tot een boete van ten hoogste € 435,00 of één maand hechtenis (= gevangenisstraf).
Groepsvorming wordt volgens artikel 58g Wpg eveneens verboden, wederom met de uitzondering van mensen die met elkaar in één huis wonen, geloofsbijeenkomsten (zien we hier het CDA-karakter van de minister?), demonstraties en vergaderingen van openbare lichamen. De burgemeester kan hiervan ontheffing verlenen. Strikt genomen lijkt sport hier ook onder te vallen. Overtreding van deze bepaling kan leiden tot een boete van ten hoogste € 435,00 of één maand hechtenis (= gevangenisstraf).
Eveneens verboden is de openstelling van door de minister aangewezen publieke plaatsen en evenementen, aldus de nieuwe artikelen 58h en 58i Wpg. Daarmee wordt de regel verankerd dat horeca dicht moesten blijven en evenementen niet mochten worden gehouden. Ook hier gaat alleen de minister over de openstelling van bepaalde plaatsen en evenementen, zonder dat de Kamer daar iets over te zeggen heeft. Overtreding van deze bepaling kan leiden tot een boete van ten hoogste € 4.350,00 of twee maanden hechtenis (= gevangenisstraf).
Deze strafmaatregelen zijn maxima; de rechter kan een lagere boete of een lagere gevangenisstraf (of taakstraf) opleggen. Omdat de straffen meetellen op je justitiële documentatie kan een straf in de weg zitten bij het verkrijgen van een Verklaring omtrent het gedrag (VOG) of deelname aan beroepen waarvoor een schoon strafblad, zoals politie of rechterlijke macht, nodig is (zie ook onze eerdere publicatie hierover).
Extreem verstrekkend is dat de handhaving niet uitsluitend door de politie plaatsvindt, maar ook door bijzondere opsporingsambtenaren (boa’s). Met name bij boa’s is de kritiek dat zij niet zijn opgeleid dergelijke strafbare feiten op te sporen en te vervolgen. Tel daarbij op dat boa’s en de politie ook het recht krijgen woningen te betreden om samenscholingen te beëindigen en aanwezigen (met uitzondering van de bewoners) te verwijderen en het hek is van de dam. Officieel geldt het recht op binnentreden uitsluitend om samenscholingen uiteen te drijven en alleen dan als ernstige vrees voor verspreiding van het virus bestaat (het nieuwe artikel 58n Wpg), maar die “vrees” is snel bedacht. En als we dan toch bezig zijn, kan de boete ook worden geschreven…
Last but not least haalt de minister ook zijn eerder afgeschoten plan voor een notificatieapp opnieuw van stal. Weliswaar benadrukt de wet het vrijwillige karakter van het meedoen aan de app (afdwingen van gebruik van een app is een strafbare handeling en wordt bestraft met ten hoogste zes maanden cel of een maximale boete van € 8.700,00), maar het feit dat een app wordt geïntroduceerd negeert de eerdere kritiek op “tracking-software”. Via de achterdeur worden de voorbereidingen hiervoor al getroffen; kijk maar eens in de laatste software-update van je smartphone. Daar staan de benodigde instellingen al in opgenomen.
Kritiek op voorontwerp: gebrek aan democratische waarborgen
De maatregelen tezamen vormen een stevige inperking op onze grondrechten. Die grondrechten omvatten onder meer het recht om het privéleven en de omgang met anderen in te richten op de wijze die ons goeddunkt. In staatrechttaal wordt dit “family life” genoemd. Ook wordt het huisrecht in de artikelen 10 en 12 van de Grondwet als één van de meest kardinale rechten beschouwd. We verafschuwen de voorbeelden in buitenlanden, waar opsporingsdiensten zonder voorafgaand bevel van een rechter huizen kunnen binnentreden, zoals de KGB in de USSR en de SD en Gestapo in Nazi-Duitsland en de in de Tweede Wereldoorlog bezette gebieden. Ook verhalen de media met afschuw over privacy-inbreuken in China. Het voorontwerp lijkt nu voor Nederland hetzelfde te willen bewerkstelligen. En dat in een “achterafwetje” als de Wet publieke gezondheid en niet in een veel meer in het oog springende wet.
Natuurlijk, het voorontwerp geeft de maximale stappen aan, maar of de minister daaraan afdoet, staat te bezien. De Kamer heeft daar helaas geen invloed op. De democratische invloed is dus te verwaarlozen, terwijl juist de inbreuk op grondwettelijke rechten uitsluitend dan plaats mag vinden als zij op democratische wijze tot stand is gekomen. De Grondwet is immers heilig. Die democratische invloed is bovendien nodig omdat de Grondwet toetsing door de rechter van wetten aan de Grondwet niet toelaat. Dan moet de rechter het puur hebben van toetsing van de wet aan verdragen, zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Verder zou deze wet een “tijdelijke noodwet” moeten zijn. Helaas is de term “tijdelijk” nogal eens een wassen neus gebleken. De (tijdelijke) Crisis- en Herstelwet, die in 2008 is ingevoerd om de financiële crisis het hoofd te bieden, bestaat nog steeds en pas onlangs is de Tijdelijke wet huurkoop onroerende zaken afgeschaft, na decennia van kracht te zijn geweest.
Ter afronding
Op het voorontwerp valt veel af te dingen. Het coronavirus moet worden teruggedrongen, maar dat moet wel proportioneel gebeuren. De maatregelen in het voorontwerp gaan wat mij betreft te ver en lijken meer op “het doel heiligt alle middelen”. Ik hoop daarom dat de wet niet ingevoerd wordt en in ieder geval niet zoals het voorontwerp nu luidt.